Aards paradijs

Thomas Blondeau werkt voor het Leids Universitair weekblad Mare. Dit jaar verscheen zijn tweede roman Donderhart.
Een talent voor geluk is niet iedereen gegeven. Een 35-jarige vriend van mij die ik nooit anders dan zeurend heb meegemaakt, had een nieuw couplet toegevoegd aan zijn klaaglied. ‘Nog dertig jaar werken en dan ben ik ervan af. Kan ik eindelijk met pensioen.’ Ik had het nog nooit een generatiegenoot horen zeggen.
Thomas Blondeau
Thomas Blondeau werkt voor het Leids Universitair weekblad Mare. Dit jaar verscheen zijn tweede roman Donderhart.

Dertig jaar is natuurlijk een zucht in het aanschijn der eeuwigheid. Waarschijnlijk word je op een middag wakker en vraag je je af wat er precies gebeurd is de afgelopen decennia. Zo zit je nog te bedenken welke vegetarische schnitzel je kan betalen van je studentenzakgeld, zo zit je je kleinkind uit te leggen wat een trein was. "Opa, wat betekent federale regering?’

Maar tot die tijd moet er toch echt geforensd, leningen afbetaald en kinderen gekleed. Althans, dat moet hij. Ik heb nog geen gijzelaars aan mijn lot gegeven, zoals Francis Bacon vrouw en kinderen ooit noemde. Ik durfde hem niet te zeggen dat die dertig jaar waarschijnlijk een optimistische inschatting is. Doorwerken tot je zeventig lijkt al eerder aan de orde.

Je hoort beleidsmakers en zelfbenoemde visionairen nu al voorzichtig het gelul opstapelen over een leven lang leren of gespreid je pensioen opnemen. Niet dat ik in de huidige bedrijfscultuur tachtigers op de werkvloer zie rondlopen. Het lukt ons al niet om de files op te lossen door variërende werktijden in te voeren.

De klagende vriend is hoogopgeleid en heeft gewerkt bij verschillende universiteiten en internationale bedrijven. Hij werkt al zo’n tien jaar. En dat bij ongeveer evenveel bedrijven. Het patroon is altijd hetzelfde. Tijdens de sollicitatieronde zit hij zo vol goede moed dat het overslaat op zijn werkgever. Nauwelijks een maand in dienst ergert hij zich aan de vloerbedekking en droomt hij van een toekomst als schrijver/stuurman op de lange vaart. Waarop het solliciteren weer kan beginnen.

Plichtsgevoel en ouderlijke verantwoordelijkheid houden hem weg van werkloosheid. Hij woont samen met een vrouw die hij onderhoudt. Hij speelt niet met de lotto. Hij zal dus blijven werken tot hij erbij neervalt of dat de samenleving zegt dat het welletjes is geweest. En na tien jaar vriendschap kan hij met enige zekerheid besluiten dat hij altijd ongelukkig zal zijn in zijn job.

Voor nog minstens dertig jaar, zal hij elke werkdag met gezonde tegenzin aanvatten. Dat kun je als zonde beschouwen. Maar wie is nu de werkelijke schuldige? Mijn zeikende vriend? Of al dat gejubel over arbeidsvreugd, levensvervulling en ‘de job van je leven’. Zeker, velen – waaronder vaak genoeg ikzelf – gaan fluitend naar het werk. Maar hoeveel van ons arbeiden niet louter omdat het moet? Zou een eerlijker blik op werk niet voor minder frustratie zorgen bij velen? Politici spreken vaak over werk alsof het een godsgeschenk is.

Wel, dat is het niet. God heeft ons ertoe verdeeld toen we uit het aards paradijs werden geschopt. Tot we weer naar binnen mogen, is het koukleumen en ouderwets afzien.

17 september 2010
Anderen bekeken ook