Bakker
- course by NHA Afstandsonderwijs
- Online
Programma
1. Theorie en basiskennis
Onderdelen van een wiel: velg, naaf, spaken, spaaknippels, velglint.
Soorten spaakpatronen: radiaal, kruislings (1x, 2x, 3x, 4x).
Wielmaten en spaaklengte: leren hoe je de juiste spaaklengte berekent.
Functie van spanning en gelijkmatigheid: waarom juiste spaakspanning belangrijk is.
2. Voorbereiding van het materiaal
Selectie van juiste velg, naaf en spaken.
Eventueel reinigen of controleren van de onderdelen.
Spaaklengte berekenen (meestal met software of rekenformule).
3. Het eigenlijke spaken van het wiel
Starten met de eerste spaakgroep: vaak met de ‘drive side’ (achterwiel), meestal de spaken die van binnenuit de flens komen.
Volgorde en patroon aanhouden: nauwkeurig werken volgens het gekozen spaakpatroon.
Afwisselen van linker- en rechterzijde van de naaf.
Spaaknippels monteren: nog niet helemaal vast, om ruimte te laten voor afstelling.
4. Voorlopige centrering en spanningsopbouw
Grove centrering: het wiel draait al min of meer recht.
Begin van spanning opbouwen: alle spaken krijgen geleidelijk aan meer spanning.
Spanning gelijkmatig houden: dit voorkomt een wiebelig of zwak wiel.
5. Fijne centrering en uitlijning
Met behulp van een wielrichter (centreringstool):
Zijdelingse correctie (links-rechts).
Radiale correctie (hoogteschommelingen).
Controle van de ronding van het wiel.
Controle van spaakspanning met een spaakspanningsmeter (optioneel).
6. Controle en afwerking
Controle van spaakgeluid (met vingertik).
Velglint aanbrengen.
Laatste inspectie van het wiel op rondheid, spaakspanning, spaakrichting.
Eventueel testrit of inbouw in fiets.