John Crombez (sp.a) & Jo Libeer (Voka): ‘Het wantrouwen zit diep, het ongenoegen is structureel’

“Waarom zeggen ze zulke dingen toch? Niemand in de regering is tegen ondernemers, laat staan dat wij hen als bandieten beschouwen.” (John Crombez, staatssecretaris voor Fraudebestrijding)
Vier jaar crisis zet de zenuwen op scherp, niet alleen in de Wet-, maar ook in de Nijverheidsstraat. Staatssecretaris voor Fraudebestrijding John Crombez (sp.a) voelt zich geviseerd door het bedrijfsleven en goot die frustratie vorige week in een pittig opiniestuk dat niet erg werd gesmaakt door de werkgevers. Zij voelen zich sitting ducks in het vizier van Di Rupo I. ‘Fraudebestrijding wordt met veel aplomb aangepakt. Onze andere eisen blijven zo goed als onaangeroerd’, meent Jo Libeer (Voka). ‘Dus totdat de economie weer aantrekt, moet ik mijn job doen met de handrem op?’, repliceert Crombez. En er kwam nog.
John Crombez (sp.a) & Jo Libeer (Voka)
“Waarom zeggen ze zulke dingen toch? Niemand in de regering is tegen ondernemers, laat staan dat wij hen als bandieten beschouwen.” (John Crombez, staatssecretaris voor Fraudebestrijding)

De timing zit mee. Enkele uren voordat Voka-topman Jo Libeer en staatssecretaris voor Fraudebestrijding John Crombez op vraag van Jobat tegenover mekaar zitten, droppen enkele topondernemers in de krant De Morgen grote verwijten aan het adres van premier Di Rupo en zijn regering. Wouter Torfs, ceo van de gelijknamige schoenenketen, laat zich ontfutselen dat de regering onze ondernemers in een wurggreep heeft. Een regering die, aldus Wouter Torfs, ‘met de PS een non-beleid voert’. Captain of industry Julien De Wilde doet er nog een schepje bovenop: ‘In dit land en dan vooral in de socialistische familie, ziet men ondernemers enkel als bandieten.’ Ook Voka-topman Jo Libeer spreekt in hetzelfde artikel over een sfeer van wantrouwen tussen regering en ondernemers.

Mantra

Maar ere wie ere toekomt: het was Crombez die een week geleden de debatten opende. In een opiniestuk in De Standaard haalde hij uit naar de grote werkgeversorganisaties VBO, Voka en Unizo. De mantra van loonkosten en fiscale druk zit de socialist hoog. Bovendien ondervindt hij dat de ondernemingen in het veld zich wel degelijk constructief opstellen bij het uitvoeren van het fraudebestrijdingsbeleid, in tegenstelling tot de kritische geluiden die de werkgeverskoepels daarover de wereld insturen.

Crombez, die naar eigen zeggen het ondernemerschap niet ongenegen is, begrijpt niet waar de kritiek op zijn beleid vandaan komt. Maar was dat de echte reden om zo in de aanval te gaan?

Bandieten

Crombez’ uitval blijkt na enig doorvragen ingegeven door de manier waarop voornamelijk werkgeversorganisatie VBO zijn wet op de hoofdelijke aansprakelijkheid counterde.

‘Die wet is nota bene in samenspraak met de werkgevers en de verschillende sectororganisaties ontstaan’, zegt Crombez. ‘En dan noemt het VBO dat plots een aanval op het ondernemerschap. Dan word ik kwaad, ja.’

De aanvallen tegen het beleid van de regering-Di Rupo zitten Crombez hoog. Dat maakt hij Jo Libeer van bij het begin van het gesprek duidelijk. ‘Waarom zeggen ze zulke dingen toch? Niemand in de regering is tegen ondernemers, laat staan dat wij hen als bandieten beschouwen. Waarom krijg ik dan plots dergelijke slogans naar het hoofd geslingerd?’

Negativisme

‘Ze gaan dat niet zeggen als ze het niet menen, hé’, klinkt het scherp. Want dat het ongenoegen bij de ondernemers diep zit, staat voor Libeer buiten kijf. ‘Als een ceo als Wouter Torfs, die je bezwaarlijk een rabiate kapitalist kunt noemen, publiek verkondigt dat hij het negatieve ondernemersklimaat beu is, zou bij de regering toch een lampje mogen gaan branden. Het onbehagen is structureel: een dergelijk negativisme heb ik mijn dertigjarige carrière nog niet meegemaakt. En je mag gerust weten dat ik niet het type ben dat met de megafoon zwaait als dergelijke sentimenten de kop opsteken. Ik ben de eerste om onze leden te temperen, zowel in hun euforie als in hun negativisme. Maar vandaag kijken we tegen een wederzijds wantrouwen aan.’

Libeer is er ook niet van gediend dat Crombez in zijn opiniestuk stelt dat de werkgeversorganisaties andere taal spreken dan de ondernemingen op het terrein. ‘Ik vind het unfair dat je suggereert dat wij enkel de grote ondernemingen een forum geven. Die teneur van de grote jongens tegen de kleintjes is onterecht. Ik ben interne discussies gewend. Dat kan haast niet anders. Beleidsmaatregelen waar àlle bedrijven mee gediend zijn, bestaan niet. Een btw-verhoging kan voor een exporterend bedrijf een goede zaak zijn, maar voor een lokaal distributiebedrijf een ramp. Dan moet je daarover intern discussiëren, ja. Maar ik kan niet dulden dat je de werkgevers voorstelt alsof ze vechtend over straat rollen. Interne tegenstellingen tussen de leden hoeven geen probleem te zijn.’

Schijnzelfstandig

Of wel? Crombez gooit de problematiek van de schijnzelfstandigheid op tafel. Dat is niet toevallig een heikel punt: de aanpak waarbij bedrijven werken met een aantal zelfstandige vennoten, die de facto als werknemer optreden, zorgt voor oneerlijke concurrentie ten opzichte van bedrijven die hun medewerkers in loondienst houden. Libeer is tegen de term gekant; volgens de Voka-topman stelt de term zelfstandige ondernemers in een negatief daglicht en dekt die de lading niet.

Crombez: ‘Of de term nu de lading dekt of niet, het is een fenomeen dat onze ondernemingen in de verdringing duwt en daarom is de aanpak ervan prioritair. Daar ging mijn oproep ook over: bonafide bedrijven gaan overkop doordat frauduleuze concurrenten zwaar onder de prijs duiken. Ik ken bedrijven die moeten concurreren met firma’s die 40 procent onder de prijs duiken. Bij onderzoek blijkt dan dat zo’n bedrijf twee vaste werknelmers heeft en de rest van zijn werknemers te boek stelt als zelfstandige “vennoten”. Ik begrijp alleen niet waarom er vanuit het ondernemersleven zo negatief wordt gereageerd wanneer ik zeg dat ik dat ga aanpakken: het zijn de bedrijven zelf die me vragen om die oneerlijke concurrentie weg te werken. Hoewel de wetten die daarvoor moeten zorgen, ontstaan in nauwe samenspraak met de ondernemingen, krijg ik dan plots naar het hoofd dat de regering tegen ondernemers is gekant.’

Frustratie

Libeer gooit de grieven van zijn achterban op tafel. Bekende verzuchtingen, beseft hij. ‘Een fenomeen als schijnzelfstandigheid heeft ook een oorzaak, dat mag je niet uit het oog verliezen. De Europese eenmaking heeft ervoor gezorgd dat goedkope arbeidskrachten in heel de Unie beschikbaar worden. Die evolutie kun je niet terugdraaien. Wat je wel kunt doen, is ervoor zorgen dat onze bedrijven concurrentiëler worden. Uit cijfers van het World Economic Forum blijkt dat België op het vlak van loonkosten, btw en directe belastingen bij de slechtste leerlingen van de klas zit. Die problematieken zijn genoegzaam bekend, maar een globale, structurele aanpak blijft uit. Je ziet daarentegen wel een woud aan sectorspecifieke uitzonderingsmaatregelen, waardoor een Mattheüseffect ontstaat: ondernemingen die in een dergelijke wirwar hun weg kennen, hebben een voordeel tegenover ondernemingen die dergelijke knowhow ontberen. Het feit dat er op dat vlak de afgelopen 15 jaar geen vooruitgang geboekt is, voedt de frustratie.’

Crombez countert: ‘Uit cijfers van de Nationale Bank blijkt dat de netto-dividenden na 2007 sterker zijn gestegen dan de inkomsten uit arbeid. Dan kun je toch moeilijk blijven volhouden dat de regering de bedrijven aan het wurgen is? Je kunt niet beweren dat er de afgelopen jaren niets gebeurd is. Tussen 2005 en 2011 is er meer dan 5 miljard aan lastenverlagingen geweest, toch een substantieel bedrag? Alleen hebben sommige sectoren daar meer van gemerkt dan andere. Loonkostverlagingen zijn niet per se gegaan naar de meest arbeidsintensieve sectoren. Kijk naar de horeca: een enorm arbeidsintensieve sector, die amper loonlastenverlaging heeft gezien. Stel dat je een globale lastenverlaging wil doorvoeren, ga je dan die lastenverlagingen uit het verleden schrappen?’

Besparingen

Het argument maakt weinig indruk op Jo Libeer. ‘Soms moet je alles op tafel durven gooien, ja. Maar die selectieve kortingen uit het verleden hebben steeds gediend om de wezenlijke discussie over de loonlasten uit de weg te gaan.’

Veel manoeuvreerruimte om de kosten van de overheidsuitgaven te drukken is er niet, beseffen beide partijen. De economische crisis is een realiteit. Crombez haalt cijfers van Eurostat boven. Verrassend: in tegenstelling tot wat velen denken, zitten de Belgische sociale uitgaven onder het Europese gemiddelde. Besparingen moeten op andere terreinen gerealiseerd worden. Niet door te raken aan het onderwijsbudget, bezweert Crombez, ook al ligt dat hoger dan het Europese gemiddelde. Maar een efficiëntere overheid kan wel. Zo kan ook de administratieve rompslomp voor bedrijven worden weggewerkt. Tenminste, als de bedrijven willen meewerken aan de gegevensuitwisseling die daarvoor nodig is tussen verschillende administratieve afdelingen.

Sociale zekerheid

Libeer wil dan weer de efficiëntie van de sociale zekerheid tegen het licht houden. ‘Begrijp me niet verkeerd: de sociale zekerheid moet behouden blijven. Om elementaire, menselijke redenen en omwille van de aantrekkelijkheid die het systeem biedt in de war for talent. Het is niet de eindgebruiker van dat systeem die we viseren. Maar het apparaat zelf kan efficienter gerund worden.’

De federale regering bespaarde al 13 miljard, maar is eveneens nog op zoek naar een tiental miljard extra. Sinds het begin van de crisis in 2008 heeft de belastingdruk het niveau van 1999 bereikt. Logisch toch dat de ondernemers zich roeren?

Crombez: ‘Ik begrijp die zenuwachtigheid. Maar die neemt ook toe bij andere geledingen van de samenleving, bij wie ik ook mijn oor te luisteren leg. Niet iedereen roept met dezelfde megafoon. Het negativisme krijgt ook het parlement in zijn greep, met de sloganeske uitvallen naar de ‘belastingregering’ van Di Rupo. De grootste bedreiging is dat we allemaal blijven toeteren dat het slecht zal blijven gaan. Ik ben het met die doemdenkers niet eens.’

Te weinig actie

Voelen de ondernemers zich geviseerd? Deze regering zet immers niet alleen in op fraudebestrijding. Er was er ook al de discussie over de vermogensbelasting, de hertekende fiscaliteit rond de bedrijfswagens en de extra belasting van 309 procent voor het ‘vergeten’ aangeven van bepaalde voordelen.

Libeer: ‘Fraudebestrijding wordt met veel aplomb aangepakt. Onze andere eisen, die al jaren bekend zijn, blijven zo goed als onaangeroerd.’

Crombez: ‘Dus totdat de economie weer aantrekt, moet ik mijn job doen met de handrem op?’

Libeer (fel): ‘Wat is dat voor een drogreden? Alsof wij tegen fraudebestrijding zouden zijn. Alleen: jij vecht met de wapens die je hebt, op jouw werkterrein. Er is geen twijfel over het effect van de maatregelen die je neemt. Maar de context waarin je opereert, een regering die structureel te weinig doet, speelt jou parten. Wanneer schieten je collega’s eens in actie wanneer het gaat om de lage tewerkstellingsgraad, het loonbeslag en de belastingdruk? Misschien moet je je gewicht in de regering aanwenden om hen tot actie aan te sporen.’

Crombez repliceert: ‘Het behoort evenzeer tot mijn taak om erop te wijzen dat sommige verbeteringen, zoals een daling van de administratieve rompslomp voor bijvoorbeeld exportvergunningen, nu eenmaal tijd nodig hebben. Bovendien wil ik erop wijzen dat we ook aan de andere kant van het spectrum niet stilgezeten hebben: er wordt meer dan vroeger opgetreden tegen mensen die onterecht een uitkering krijgen en ook de problematiek van de schijnsollicitaties pakken we aan. Al moeten we voor dat laatste wel kunnen rekenen op de medewerking van de werkgevers: zij zouden de controlediensten moeten verwittigen wanneer er een kandidaat komt solliciteren, enkel om in aanmerking te blijven komen voor een uitkering.’

Harde taal

De opvallende sneren van de Belgische captains of industry aan het adres van de socialistische partij tonen aan dat de sociaal-economische discussie, meer dan enkele jaren geleden, een ideologische dimensie gekregen heeft. Volgens beide heren is dat een goede zaak. Of is de animositeit rond het optreden van Crombez een perceptieprobleem?

Dat Crombez met zijn eerste tv-interview de ondernemers de gordijnen in joeg, zal hem volgens Libeer nog lang achtervolgen. ‘Je hebt de schijn tegen, want zo ken ik jou niet. Zoals Philippe Muyters achtervolgd wordt door dat ene rekenfoutje, zal jij worden afgerekend op de harde taal die je toen sprak.’

Geen vertrouwen

Na vier jaar economische crisis staan de zenuwen duidelijk strak gespannen bij alle spelers. De toon wordt scherper. Te scherp, misschien.

‘We staan op een historisch kantelpunt’, meent Libeer. ‘We hebben dergelijke momenten gekend in 1944, bij de invoering van de sociale zekerheid, in 1992 toen de Maastrichtnormen van kracht werden en in 1999 bij de invoering van de euro. 2012 zou wel eens een cruciale breuk in de aanpak van de economische crisis kunnen zijn. Maar je kunt je moment ook missen. De ingrijpende discussies die op ons afkomen, moet je kunnen voeren in een context die vertrouwen geeft. En dat zit niet goed op dit moment. Bij elke maatregel die wordt aangekondigd vragen ondernemers zich af: wat zit hierachter? Hoe kun je een regering vertrouwen die elke structurele verandering op de lange baan schuift? Het wantrouwen zit er des te dieper in omdat de lijn van sommige beleidsmakers van PS-signatuur toch wel wat anders is dan een gematigde sociaaldemocratie. We gaan de problemen niet oplossen door in de gazetten naar elkaar te staan roepen tot aan de volgende verkiezingen. Daarover zijn we het eens. Nu moet er tijd worden gemaakt om een model te bouwen dat mensen moed geeft om voort te doen.’

Conclusie: er moet gepraat worden, ondanks alles.

Libeer: ‘Het stomste wat je kunt doen, is niet meer praten. Maar nogmaals: het mag duidelijk zijn dat de ondernemers een structureel onbehagen voelen.’

Crombez: ‘De tegenstellingen in het debat zijn groter geworden. Ik hoop dat de uitvallen van de laatste dagen voor de gazet geweest zijn. Wat we nu nodig hebben, is dialoog.’

(ml) – Foto: (bd) 

28 september 2012
Anderen bekeken ook