50-plussers
Vorige

1 van 82

Volgende
Volgend artikel:

55-plussers zijn gelukkiger dan jongere collega’s

Zorgen om de zekerheid die aanvullend pensioen biedt

‘Als een groepsverzekering of pensioenfonds niet aan zijn verplichtingen voldoet, kan de werkgever deels aansprakelijk worden gesteld’, Gonzales Stubbe, gedelegeerd bestuurder Group S
Het sociaal secretariaat Group S maakt zich zorgen over de zekerheid die het aanvullend pensioen zou moeten bieden, bijeengespaard via groepsverzekeringen en pensioenfondsen. Het vraagt een waarborgregeling voor de tweede pensioenpijler. Aanleiding is de gedwongen vereffening van de kleine verzekeraar Apra Leven, eerder dit jaar. Zo’n vereffening kan grote gevolgen hebben voor werkgevers en werknemers.
‘Als een groepsverzekering of pensioenfonds niet aan zijn verplichtingen voldoet, kan de werkgever deels aansprakelijk worden gesteld’, Gonzales Stubbe, gedelegeerd bestuurder Group S

We rekenen steeds meer op een aanvullend pensioen, via pensioensparen, een individuele of levensverzekering om na onze actieve loopbaan onze levensstandaard en koopkracht op peil te houden. De tweede pensioenpijler is een stevige en betrouwbare constructie, en wordt ook zo door de overheid gepromoot.

Maar dat solide imago kreeg een kleine dreun, toen levensverzekeringsmaatschappij Apra Leven in het voorjaar werd ontbonden. De financiële toezichthouder - die toen nog CBFA heette en inmiddels is omgedoopt tot FSMA, Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten - trok de erkenning in, omdat de maatschappij de dekking van haar verzekeringsproducten niet meer kon garanderen. Daardoor werden alle lopende verzekeringsovereenkomsten meteen bevroren. Dat zadelt honderdtwintig bedrijven met een groot probleem op: rentes worden niet meer uitbetaald, en werknemers die hun kapitaal willen opnemen, moeten afwachten. De vereffeningsprocedure is volop aan de gang en kan nog jaren aanslepen, maar het is niet denkbeeldig dat de ondernemingen zelf zullen opdraaien voor het uitbetalen van (minstens een deel) van het aanvullend pensioen van hun werknemers. Met alle gevolgen van dien, en als worst case scenario het faillissement van sommige.

‘De gedwongen vereffening van Apra Leven heeft voor een kleine schokgolf gezorgd in het veld van de levensverzekeringen’, bevestigt Wauthier Robyns, woordvoerder van Assuralia, de federatie van Belgische verzekeringsmaatschappijen. ‘Sinds 1975 kennen we een nauw toezicht op de verzekeringssector, en sindsdien hebben we geen vergelijkbare toestand meegemaakt. Nu, Apra Leven is niet zomaar uit de bocht gevlogen: hun beleggingsportefeuille was op zijn zachtst gezegd ‘avontuurlijk’ en hoogst ongewoon te noemen. Ze berustte voornamelijk op beleggingen in de onstabiele vastgoedmarkt van Spanje en Roemenië, en op minderwaardige hypotheekleningen. Kort gezegd: dit zijn geen ‘producten’ die je in normale beleggingsportefeuilles van levensverzekeringsmaatschappijen terugvindt. Die bestaan doorgaans voor drie vierde uit obligatieleningen bij kredietwaardige entiteiten, zoals overheden en stabiele grote bedrijven.’

Groot en gezond

Wat bij Apra is gebeurd, kan dus geen model staan voor de hele verzekeringssector, benadrukt Robyns. De grote spelers zijn - ondanks de financiële crisis - gezond, en het geval Apra Leven brengt de structurele stabiliteit van de tweede pensioenpijler volgens hem niet aan het wankelen.

Maar goed: tot voor kort dachten we er helemaal niet aan dat levensverzekeringsmaatschappijen, ook al door het scherpe toezicht, kónden kapseizen. De Apra-case baart hr-dienstenverlener Group S dan ook zorgen, ook al omdat het betrokken partij is.

‘Wij hebben begin 2009 het sociaal secretariaat Arenberg overgenomen, dat gedurende twintig jaar voor 348 werknemers een groepsverzekering had bij Apra’, zegt gedelegeerd bestuurder Gonzales Stubbe. ‘Als sociaal secretariaat doen wij het beheer van 23.000 bedrijven, en dus moesten wij onze werkgevers wel op de hoogte brengen van deze lacune in de wetgeving: namelijk dat zij (deels) aansprakelijk kunnen worden gesteld als een groepsverzekering of pensioenfonds niet aan zijn verplichtingen voldoet. Om de gevolgen voor de werknemers niet te vergeten: stel je voor dat zij een aanvullend pensioen opbouwden via een onderneming die nu niet meer bestaat. Over een periode van veertig jaar bekeken, is dat niet denkbeeldig. Zij kunnen dan nergens meer terecht.’

Vertrouwenswekkende overheidsmaatregelen

Group S wil de problematiek niet alleen onder de aandacht brengen, maar pleit ook voor vertrouwenswekkende overheidsmaatregelen.

Stubbe: ‘Niets is meer zeker. Wie had jaren geleden durven denken dat Dexia ontmanteld moest worden? Zoiets kan morgen ook gebeuren met de verzekeraars; we mogen onze kop niet in het zand steken. Laat ons nu vooral lessen trekken uit de Apra-case, en zorgen voor garanties dat de werkgevers en werknemers niet opdraaien voor mogelijke toekomstige problemen met groepsverzekeringen en pensioenfondsen. Dezelfde garanties die bijvoorbeeld gelden voor de spaartegoeden van particulieren en de individuele levensverzekeringen, die de overheid waarborgt tot 100.000 euro. Eigenlijk is het discriminerend of toch minstens onlogisch dat deze regeling niet van toepassing is op groepsverzekeringen en pensioenfondsen. Een waarborg zou de juridische stabiliteit van bedrijven garanderen, en ook de werknemers beschermen.’

Heeft de verzekeringssector oren naar dat voorstel? Robyns van Assuralia gelooft meer in een andere oplossing. ‘De eisen waaraan verzekeringsondernemingen en pensioenfondsen moeten voldoen, zijn aan herziening toe. Binnen twee jaar moet de Europese Solvency II-richtlijn in voege treden. Dat kader regelt het risicobeheer, zowel qua beleggingsportefeuille als verzekeringstechnische risico’s. Het houdt concreet in dat wij binnenkort beter gewapend zullen zijn tegen toestanden zoals we die bij Apra Leven hebben aangetroffen. Er zal immers meer kapitaal aanwezig moeten zijn om de risico’s te dekken. De vraag is dus of het nog nodig zal zijn om een bijkomende waarborg in het leven te roepen. Vergeet niet: elke extra beschermingsmaatregel kost ook geld, en het lijkt ons ook niet fair om maatschappijen die op een correcte manier geleid worden, te verplichten ‘solidair’ te zijn met meer ‘avontuurlijke’ collega’s. Maar als er dan toch extra bescherming moet zijn, moet dat zowel voor verzekeraars als voor pensioenfondsen gelden.'

Tijdelijk probleem

Ten slotte nog iets anders: het rendement van de tweede pensioenpijler. Moeten we ons daar zorgen over maken? Begin januari moesten twaalf tot veertien Nederlandse pensioenfondsen ‘inkorten’ op de lopende pensioenen van 150.000 gepensioneerden en de pensioenrechten van 700.000 deelnemers. Kortingen van 1 tot 4 procent, als gevolg van een veel lagere dekkingsgraad. Nu mag dit niet verwonderen: Angelsaksische en Nederlandse pensioenfondsen beleggen voornamelijk in aandelen, en die markt staat zwaar onder druk. Pensioentegoeden via groepsverzekeringen en pensioenfondsen zijn in Nederland ook sterker aanwezig, en vertegenwoordigen meer dan één jaar bruto binnenlands product.

Bij ons is er een wetgeving die bepaalt dat op het geld dat de werknemer inlegt in een groepsverzekering of pensioenfonds, er een minimumopbrengst moet zijn van 3,75 procent, en 3,25 procent op het deel dat de werkgever betaalt.

‘Ook dat zijn verplichtingen die, als puntje bij paaltje komt, op de schouders van de werkgever rusten’, beklemtoont Robyns van Assuralia. ‘Maar op rendementsvlak zien we geen grote problemen bij ons. Er zou reden tot bezorgdheid zijn, mocht de economie voor langere tijd stagneren en de langetermijnrente terugvallen op 1 tot 2 procent, zoals nu in Japan het geval is. Want dan kom je in de situatie terecht met wettelijk opgelegde minimumopbrengsten die niet meer beantwoorden aan wat op de financiële markten haalbaar is. Als de rente zwaar terugvalt, zou het misschien verstandiger zijn om in plaats van die vaste minimumopbrengsten van 3,75 en 3,25, te werken met een formule die rekening houdt met de schommelingen van de langetermijnrente. Het kan niet de bedoeling zijn om pensioenbeheerders naar meer riskante beleggingen te dwingen.’

‘Iedereen die fondsen beheert, heeft het in deze economische omstandigheden niet makkelijk’, besluit Stubbe van Group S. ‘De intresten op groepsverzekeringen liggen drie tot vier keer lager dan enkele jaren geleden. Die 3,75 en 3,25 procent halen de maatschappijen op dit moment niet. Maar tegelijk blijven de grote fondsen wel gezond, en ik maak me sterk dat dat kleinere rendement een tijdelijk probleem is.’

De ontbinding van levensverzekeringsmaatschappij Apra Leven bezorgde het solide imago van de tweede pensioenpeiler een stevige dreun.

(jd) 

9 januari 2013
Anderen bekeken ook