Luc Janssen: Architect

Een monument van architect Luc Janssen? Het had gekund, want de radio- en televisiepresentator droomt ervan om zelf geschiedenis te bouwen.
#

“Ik wil de verhalen achter gebouwen kennen”

Mijn docent bewegingsleer stond in maillot naast me in de balletzaal. Hij wees naar een huis in Jugendstil aan de overkant. "Weet je wat dat is, Luc?" "Ja, dat is Jugendstil", antwoordde ik. "Nee, dat zijn zweepslagen", was zijn repliek. Ik was toen 19. Nooit zal ik die opmerking vergeten. Architectuur heeft me altijd al geboeid.

Mijn ouderlijke woning, met Bruynzeelkeuken, had een aparte indeling. Ik vermoed dat ik een zekere esthetische gevoeligheid met de paplepel heb binnengekregen. In Galbergen, de wijk in Mol waar ik ben opgegroeid, woonde architect Leo Verbist. Het was een van de mooiste huizen in de buurt. Een grote schoenendoos op pootjes, zo leek het wel. Het intrigeerde mij enorm. Een mooie plek bedenken en bouwen, leek mij een manier om mensen gelukkig te maken.

Het beeld dat ik van architecten heb, is dus vrij romantisch. Bauhaus is niet voor niks de stroming waar ik het meeste van hou. Daar schuilt een hele filosofie achter. Ik wil de verhalen achter gebouwen kennen. Dat de schubbenstructuur van gebouwen die Frank Gehry neerzette, verwijst naar zijn fascinatie voor vissen, is leuk om te weten. Of neem nu de poëzie die spreekt uit de ontwerpen van Charles en Ray Eames: die laat zien dat licht comfortabel voor de ziel kan zijn.

Toen ik in 1972 in mijn laatste jaar Latijn-Grieks zat, had nog niemand van industriële vormgeving gehoord. Jammer, want die studies zouden zeker iets voor mij geweest zijn. Mijn favoriete architecten, zoals Mies van der Rohe, ontwierpen immers ook meubels. Uiteraard had ik niet de meest ideale achtergrond om naar een technische richting uit te zwenken. Qua materialenkennis bijvoorbeeld stond ik nergens.

Toen ik in 1980 een eigen huis ging bouwen, genoot ik van de zoektocht die mijn vrouw en ik ondernamen om de juiste architect te vinden. Iemand met wie me samen konden filosoferen. Ook in de interieurinrichting kon ik mijn ei kwijt. Ik heb zeteltjes van Le Corbusier en Starck, maar ontzie ze niet. Je moet die gebruiken waarvoor ze dienen. Sommige meubelzaken kan ik niet passeren. Ik moet er binnenstappen. Zoals je een museum bezoekt. Als ik voorbij die meubels loop, voel ik de kwaliteit en de energie van de mens die ze bedacht heeft.

2 april 2009

Ontvang de nieuwste tips over werk en carrière

Meer dan 440.000 Jobat gebruikers zijn wekelijks op de hoogte

Anderen bekeken ook