Kmo's vinden in crisistijd amper personeel

"Heel wat werknemers bellen ons met de vraag wat het kost om iemand te ontslaan. Als ze het prijskaartje horen, haken de meesten af" (Christine Mattheeuws, voorzitster NSZ)
Terwijl bij Opel Antwerpen gevochten wordt voor elke job, heeft meer dan de helft van de kmo’s het moeilijk om personeel te vinden. Voor een kwart is dat zelfs de grootste zorg, nog meer dan de loonkost en de reglementitis. Dat blijkt uit een enquête van Jobat en het NSZ (Neutraal Syndicaat voor Zelfstandigen).
Christine Mattheeuws, voorzitster NSZ
"Heel wat werknemers bellen ons met de vraag wat het kost om iemand te ontslaan. Als ze het prijskaartje horen, haken de meesten af" (Christine Mattheeuws, voorzitster NSZ)

De regering verlengt de crisismaatregelen tot eind september. Applaus! Of niet? Voor veel kmo’s is het alleszins de enige manier om de economische dip te overleven. Veel beweging zit er momenteel niet in de kmo-markt. Een rondvraag bij 453 bedrijfsleiders wijst vooral op een status-quo bij de kleine en middelgrote ondernemingen die sinds 2005 jaar na jaar voor extra jobs zorgden. Aan personeel ontslaan, denken negen op de tien kmo’s nu niet. Maar aan aanwerven evenmin. “Dat er geen of weinig ontslagen vallen in kmo’s betekent nog niet dat alles goed gaat”, waarschuwt NSZ-voorzitster Christine Mattheeuws.

Er is een lichte economische heropleving. Toch zeggen zes op de tien kmo’s geen winst te maken: vier op de tien draaien break-even en een vijfde zit in financiële moeilijkheden. Onrustwekkend?

Ja, vier op de tien kmo’s hebben hun bedrijfsresulaten met 10 tot 50 procent zien terugvallen tijdens de crisis. Het is goed dat de anticrisismaatregelen tot eind september verlengd zijn, maar met die drie maanden alleen komen we er niet. Hier en daar wordt wel gezegd dat het zwaartepunt van de crisis voorbij is, maar we mogen vooral niet denken dat alles binnnen zes maanden weer als vanouds zal zijn. Voor heel wat kmo’s kondigen zich cruciale maanden aan.

Grafiek: Zitten kmo's momenteel in fiannciële moeilijkheden? 

Is de verlenging van de anticrisismaatregelen voor heel wat kmo’s eigenlijk niet meer dan uitstel van executie?

Het is een absolute noodzaak om kmo’s de crisis te laten overleven. Ik ben de laatste om te staan springen voor meer overheidsmaatregelen en subsidies. Met een kmo die zulke maatregelen langdurig nodig heeft, is er een structureel probleem. Maar dit zijn uitzonderlijke omstandigheden. Als 62 procent van de kmo’s zegt het komende jaar niet aan te werven, zoals uit het onderzoek blijkt, betekent dat dat onze belangrijkste motor voor jobcreatie stilligt.

Heel wat werkgevers bellen ons met de vraag wat het kost om iemand te ontslaan. Als ze het prijskaartje horen, haken de meesten af. Bij een bediende kijkt een werkgever aan tegen een opzegtermijn van minstens drie maanden per schijf van vijf dienstjaren. Voor kmo’s is dat vaak een onhaalbare kost. Dus proberen ze eerst andere kosten te drukken of informeren ze naar tijdelijke werkloosheid.

Een derde van de kmo-ondernemers merkt dat de economische activiteit heropleeft. Evenveel bedrijfsleiders verwachten dat hun onderneming het binnen het jaar opnieuw beter doet. Is dat meer dan wishful thinking?

De positieve conclusie is dat ondernemers vechters zijn. Maar je moet ook weten wanneer vechten geen zin meer heeft. Soms is de enige raad die we kunnen geven om de boeken neer te legen. Niet iedereen ziet de knipperlichten die erop wijzen dat zijn bedrijf in de problemen zit, of wil ze zien.

Het gebeurt dat wij voor leden bemiddelen bij de bank en een afbetalingsplan aanvragen bij de fiscus. Dikwijls kunnen ze zelfs dat plan niet meer volgen. Hen dan overtuigen om ermee te stoppen is niet eenvoudig. Een falende ondernemer wordt immers als een sukkelaar beschouwd. En dus draaien ze zich een rad voor de ogen. Zeker starters denken nogal vlug dat ze goed bezig zijn omdat ze veel geld zien binnenkomen. Maar daar moeten veel kosten af, sociale bijdragen en noem maar op. Een op de drie ondernemingen bestaat na vijf jaar niet meer. Dat is gigantisch veel.

Kmo-leiders worstelen nog het meest met het vinden van geschikt personeel, meer dan met de loonkost, de administratieve last en wanbetalers. Dat is vreemd.

Ik ben daar zelf door verrast. Van onze leden horen wij wel dat het heel moeilijk is om mensen te vinden uit de knelpuntberoepen. Dat heeft ook te maken met ons arbeidsmarktbeleid. We zouden nog meer de nadruk moeten leggen op activering en omscholing. Van het bbp gaat 3,3 procent naar het werkloosheidsbeleid. Het gros daarvan vloeit naar uitkeringen en naar de bruggepensioneerden. Amper 1,3 procent gaat naar activeringsmaatregelen.

Ook grote ondernemingen kampen met knelpuntberoepen. Er moeten dus andere redenen zijn voor de moeilijke zoektocht naar personeel. De verloning misschien? Al stipt amper 4 procent van de bedrijfsleiders het opmaken van een concurrentieel loonbeleid als grootste probleem aan.

Grafiek: Met welke problemen worstelen kmo-leiders het meest?

Voor een kleine onderneming is het niet eenvoudig hetzelfde loon te bieden als zijn grote broers. In tijden van crisis laat zich dat minder voelen, maar wat als de economie weer aantrekt? Ik ben er zeker van dat heel wat werknemers dan in een luxepositie zullen zitten. Wie dan de beste voorwaarden biedt, ook wat loon betreft, staat er het best voor. Maar dat is een concurrentie die kmo’s, die vaak weinig marge hebben, niet aankunnen. Daar staat tegenover dat je veel zekerder bent van je job bij een klein bedrijfje dan bij een multinational. Kmo-ondernemers doen veel meer moeite om hun personeel langer in dienst te houden.

Bijvoorbeeld door zichzelf geen loon uit te keren? Nochtans worden bedrijfsleiders vaak in één adem genoemd met toplonen en gouden parachutes.

Dat is het hemelsbrede verschil tussen bedrijfsleiders van kmo’s en ceo’s van grote bedrijven. Wij krijgen telefoontjes van ondernemers die vragen of het een probleem is als ze zichzelf een tijdje niet uitbetalen. Dat siert hen, al beseffen werknemers dat vaak niet. Ik garandeer je dat veel werkgevers met een kleine onderneming momenteel weinig centen in hun eigen zak laten glijden. Integendeel, meer en meer zelfstandigen kloppen aan bij het OCMW en voor je die stap zet, moet je toch al diep zitten.

Een vijfde van de bedrijfsleiders uit de rondvraag zegt een andere weg te willen inslaan. Ruim 13 procent kijkt uit naar een overnemer, 5 procent wil er volledig mee stoppen.

Dat is jammer, maar begrijpelijk. Tijdens de eerste vier maanden van 2010 gingen er ook 3.470 bedrijven over de kop. In vergelijking met dezelfde periode vorig jaar is dat een stijging met 2,75 procent. Wat de overnames betreft: er zijn een pak ondernemers die op pensioenleeftijd komen en naar opvolging zoeken. De komende jaren zullen er in België jaarlijks 20.000 familiebedrijven worden overgelaten.

Staan Vlamingen wel te springen om een zaak te starten, laat staan over te nemen? Een zesde begint er enkel en alleen uit noodzaak aan, omdat ze geen andere job vinden.

Je start beter een zaak uit passie voor het ondernemerschap. Dat is duidelijk. Dus hoop ik dat de volgende regering stappen zal nemen om het kmo’s gemakkelijker te maken. Ontslagnemend minister van Economie Vincent Van Quickenborne schreeuwt overal dat hij het ondernemen wil stimuleren. Maar eigenlijk heeft hij enkel de papiermolen omgezet in een elektronisch kluwen van formulieren. Bij elke economische maatregel zouden de overheid én de sociale partners zich moeten afvragen op welke manier die de kmo’s ten goede komt.

Wordt er tijdens het sociaal overleg dan te weinig op tafel geklopt voor de kmo?

In het discours van de sociale partners hoor ik vooral de grote bedrijven. De maatregelen die daar worden genomen, zijn op leest van de grote ondernemingen. Als kleinere bedrijven protesteren, wil men wel al eens iets bijsturen, maar de stem van de mastodonten klinkt altijd luider.

(ks)        

11 mei 2010
Anderen bekeken ook