Saai en stom

Maartje Luif is een Amsterdamse freelance journalist, schrijver en schrijfdocent die in 2006 omwille van de liefde in Leuven neerstreek. In 2013 verschijnt haar debuutroman ‘Hier zijn we dan’.
‘Wat is journalistiek’, vraag ik. ‘Stom’, roept iemand. ‘Ja, stom’, knikt een meisje. Ze wrijft over de nagel van haar middelvinger. Er staan sterretjes op. ‘Wie leest er wel eens een krant?’
Maartje Luif
Maartje Luif is een Amsterdamse freelance journalist, schrijver en schrijfdocent die in 2006 omwille van de liefde in Leuven neerstreek. In 2013 verschijnt haar debuutroman ‘Hier zijn we dan’.

Het blijft stil. Ze zitten onderuitgezakt, of voorover, hun wang op tafel. Twintig zestienjarigen, Justin Bieber-lokken, de juiste skinny-jeans en een dikke laag schroom. Schroom voor elkaar, hun puistjes, die ze verstoppen onder hun Bieber-lok, schroom voor elk onbewaakt ogenblik van interesse.

‘Kijken jullie wel eens naar het Journaal?’, vraag ik.

De stilte voelt steeds verveelder.

‘Soms kijk ik met mijn ouders mee’, mompelt een meisje van onder haar highlights. ‘Maar dat is saai.’ De meesten knikken. Ja, dat is saai.

‘En de Joepie?’, vraag ik. ‘De Flair?’

Een paar schuiven ongemakkelijk op hun stoel. Hun afweergeschut hapert. ‘Is dat ook jou-jouna-journa-allez-lamaar.’ De jongen legt zijn wang weer op tafel.

‘Niet alles, maar de interviews, de nieuwtjes, de achtergrondverhalen: ja, dat is journalistiek.’ Ze merken dat hun muur afbrokkelt, dus friemelen ze aan elkaars handtas, geduw, ellebogen, ‘hee’, onrust.

‘Is er iemand die jullie bewonderen of interessant vinden? Die jullie wel eens iets zouden willen vragen?’

‘Mark Tijsmans’, giechelt een jongen, terwijl hij het meisje naast hem een por geeft. ‘Allez gast, laat dat.’ De lachjes priemen in haar zwakke plek, een soapster. Ze zoekt een flesje Evian, probeert onaangedaan te drinken, maar het lukt niet. Haar interesse is blootgelegd.

De middelvinger, schouderophalen, desinteresse: allemaal cool. School daarentegen is niet cool, en alles wat de school verzint om deze BSO’ers een brede ontwikkeling te geven, is saai en stom. Toch zet ik ze aan het werk. Ik kies hun woorden, hun wereldbeeld, als ik ze vertel over onpartijdigheid, zorgvuldigheid en transparantie. Ik leg uit dat je geen partij kiest voor iemand, dat je vertelt wie je bent, dat je vraagt of alles klopt, bij alles, altijd. Ik stuur ze de deur uit.

Maar mevrouw, mogen we dan gewoon op straat? Gewoon lopen? Zonder leerkracht? Gewoon kijken? Onze mond opendoen? Zonder te vragen? Ja, dat mogen jullie. Dat is de taak van een journalist.

Als ze terugkomen kijken de meisjes in hun spiegeltjes, ze zien wel dat hun lippen gestift moeten worden, maar ze kijken over de blosjes heen. De pit zit in de groep. Maar niemand zal het toegeven. Pit is niet cool. Met hun tong tussen hun tanden schrijven ze. Ik buig me over hun werk. ‘Heb je die mevrouw zelf gesproken?’

‘Ja’, zegt het meisje met de sterren op haar nagels. ‘Ze was heel blij dat we haar aanspraken.’

‘Schrijf dat maar op’, zeg ik.

‘Mag dat?’

‘Ja’, zeg ik. ‘Kennelijk zit het die mevrouw heel hoog, ze is blij dat iemand haar eens iets vraagt. Dat is een deel van het verhaal.’

Ze drukt met haar geurpen hard op het papier. Blij dat iemand haar eens wat vraagt. Na afloop komt ze naar me toe, ze kijkt schichtig achterom. Niemand. Toch fluistert ze. ‘Mevrouw, kunt u me vertellen wat ik moet doen om journalist te worden?’

(ml) 

30 november 2012
Anderen bekeken ook