Michel Wuyts: ‘Ik heb een dubbelbed, kom bij mij liggen, zei Eddy Merckx’

Tussen de leraarskamer, waar Michel Wuyts zijn loopbaan begon, en de VRT-sportredactie waar hij nu floreert, gaapt een diepe kloof. Het kostte de wielerkenner zweet en tranen om de sprong te wagen.
#

Waarom wou je gaan lesgeven?

‘Het leek me een beroep waarbij je direct resultaat ziet van wat je doet. Ik had een sterk vermoeden dat kinderen iets bijbrengen me een gevoel van voldoening zou geven. Dat bleek ook zo te zijn. Soms had ik wel kinderen in de klas waarvan ik me afvroeg of ze wel bij te sturen waren, maar voor 95 procent zijn het toch prettige herinneringen die ik aan het lesgeven overhoud.’

Was schooldirecteur worden de logische volgende stap of iets dat je overkwam?

‘Dat laatste. Op een dag kreeg ik telefoon van de Zusters der Christelijke Scholen. Ze zochten een directeur voor een scholengemeenschap in de regio Diest en nodigden me onmiddellijk uit voor een gesprek. Nu moet je weten dat ik een kwartier eerder sportjournalist Ivan Sonck aan de lijn had gehad om te melden dat ik geslaagd was voor de schrijfproef voor de sportredactie en geselecteerd was voor de volgende test. Enfin, ik ging toch naar het gesprek met zuster Maria De Bruyn en zij bleek zo warm en innemend dat ik al na vijf minuten overstag ging. Ik was zo overrompeld dat ik meteen Ivan Sonck terugbelde. “Wat moet ik nu doen?”, vroeg ik hem. Hij raadde me aan die kans bij de school met beide handen aan te nemen. Ik had geen enkele garantie dat ik het in de volgende proeven zou halen.’

Wat wél zo was. Plots had je twee jobs. Je zag er geen graten in die twee te combineren?

‘Nee. Omdat ik bezeten was door sport, werd ik met veel plezier losse medewerker bij de sportredactie, maar geen haar op mijn hoofd dat er toen aan dacht om de school te verlaten. Ik voelde me daar fantastisch. Ik had een team van leerkrachten rond mij dat voor drie vierde uit twintigers bestond. Dat ik wat toleranter en meer vrijdenkend was dan mijn voorgangster, een zuster, konden zij heel erg appreciëren.’

Wanneer werd het duidelijk dat je toch een keuze moest maken?

‘Het aantal opdrachten dat ik in het weekend toegeschoven kreeg door de sportredactie begon serieus toe te nemen. Eind 1992 maakte ik de rekening: ik had dat jaar welgeteld zes vrije dagen gehad. Dat was niet langer houdbaar. Pas op, het was een verschroeiende keuze. Ik deed beide jobs haast even graag. Commentaar geven van op de motor tijdens de Ronde van Vlaanderen is uniek. Maar op school stonden nog een hoop projecten op stapel. Moest ik die laten varen? Toen ik de kans kreeg om Mark Uytterhoeven op te volgen, was dat een geluksmoment, maar had ik tegelijk een angstreflex. Geen wonder dat ik in ’95 klierkoorts kreeg. Heel de toestand had me parten gespeeld.’

Nu kan je toch niet anders dan toegeven dat sportverslaggeving echt wel je ding is?

‘Ik ben een laatbloeier. Als je pas op je 33ste de stap naar professionele sportverslaggeving zet, kun je moeilijk beweren dat je supergetalenteerd bent. Ik moet het hebben van mijn doorgedreven voorbereiding.’

Doet het deugd om beschouwd te worden als een grote wielerkenner?

‘Zo erg streelt dat mijn ijdelheid niet, hoor. Ik voel niet de behoefte om mijn kennis uitgebreid te etaleren. Dat heb ik van mijn vader. Hij hield van eenvoud. Soms is het zelfs beklemmend als media me om mijn mening vragen.

“Zonder Eddy Merckx zou ik nooit in dit vak zijn gestapt”, zei je ooit.

‘Zoals elk kind had ik een idool nodig. Dat was Merckx. Omdat ik een moeilijke jeugd had, was ik blij dat hij er was. Hij zorgde voor geluksmomenten, die voor de rest vrij schaars waren in mijn jonge leven. Later werd het idool een mens van vlees en bloed, omdat ik hem persoonlijk leerde kennen. Toen hij mij in ’95 vroeg om het bed met hem te delen, moest ik toch wel even slikken. Het was op het WK wielrennen in Colombia; hij was daar als bondscoach van de Belgische ploeg. Omdat mijn hotel op vier uur rijden lag, zocht ik op een gegeven moment een slaapgelegenheid dichterbij de aankomstzone. Er was nergens nog plaats. “Ik heb een dubbelbed, kom bij mij liggen”, zei Merckx. Toen hij mijn frons zag, vroeg hij: “Zijde gij misschien vies van mij?”. Het respect voor de mens Merckx is enkel nog groter geworden. Als je met hem optrekt, merk je dat hij tientallen keren per dag herkend en aangesproken wordt, zelfs al ben je aan de andere kant van de wereld. Als je er dan in slaagt een aimabel mens te blijven: hoed af!’

(pvd) - Foto: (kb) 

28 september 2012
Anderen bekeken ook