‘Jonge masters ziet men graag komen, jonge doctores stuiten op argwaan’

Wie onderzoek doet, heeft een kritische, analytische geest, een synthetisch vermogen, kan een planning maken, is creatief, neemt initiatief, kan een project leiden en een budget beheren. (Elisabeth Monard, secretaris-generaal FWO)
Het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen (FWO) zet volop in op de hr-ondersteuning van wetenschappelijke onderzoekers. ‘Fundamenteel wetenschappelijk onderzoek blijft mensenwerk. Dan heb je een aangepast personeelsbeleid nodig’, zegt FWO-secretaris-generaal Elisabeth Monard. 'Bovendien komen steeds meer academici na hun doctoraat in het bedrijfsleven terecht.’
Elisabeth Monard
Wie onderzoek doet, heeft een kritische, analytische geest, een synthetisch vermogen, kan een planning maken, is creatief, neemt initiatief, kan een project leiden en een budget beheren. (Elisabeth Monard, secretaris-generaal FWO)

Het FWO, voor wie de instelling niet mocht kennen, is het onafhankelijk Vlaams agentschap dat toelagen krijgt voor ondersteuning van het wetenschappelijk onderzoek in Vlaanderen. Daarbij ligt de focus op fundamenteel onderzoek, gedreven door wetenschappelijke nieuwsgierigheid van de onderzoeker. De organisatie beschikt over een budget van ongeveer 210 miljoen euro, waarvan het merendeel door de Vlaamse overheid wordt gefinancierd. Die middelen dienen ter ondersteuning van projecten over alle wetenschappelijke disciplines heen, uit zowel humane als exacte wetenschappen.

Zo worden 1.700 onderzoeksmandaten gesponsord, de ene helft op predoctoraal niveau en de andere helft op postdoctoraal niveau. Andere middelen gaan naar onderzoeksprojecten waarvoor personeel tewerkgesteld moet worden: onderzoekers en technisch ondersteunend personeel, goed voor een tewerkstelling van 1.00 mensen.

Naast het financieringsluik neemt het FWO ook het personeelsbeleid voor de mandaathouders in handen. Selectie en rekrutering, evaluatie en personeelsadministratie wordt door FWO beheerd.

‘Het merendeel van de middelen gaat naar de salarissen van onze onderzoekers’, zegt secretaris-generaal Elisabeth Monard, die de uitvoering van het dagelijkse beleid binnen het FWO superviseert. ‘Wetenschappelijk onderzoek blijft dan ook mensenwerk.’

Het FWO gaat prat op zijn 'HR excellence in research'-label? Wat houdt dat in?

‘Het FWO heeft altijd de reputatie gehad een onderzoekersvriendelijke instelling te zijn. Daar maken we ook al decennialang een punt van. De Europese Commissie heeft ons op basis van dat beleid een kwaliteitslabel toegekend. Dat betekent niet dat we nu op onze lauweren rusten: een evaluatie volgt. Een dergelijk label moet je ook waarmaken, natuurlijk.’

Hoe ziet een personeelsbeleid op maat van wetenschappelijke onderzoekers er dan precies uit?

‘Onze onderzoekers moeten in de beste omstandigheden kunnen werken, dat is het uitgangspunt. We moeten ervoor zorgen dat zij zich niet te veel moeten bezighouden met administratieve rompslomp. Dat begint al bij het indienen van een dossier voor een onderzoeksproject. De procedure spitst zich toe op de essentiële elementen die wetenschappelijke experts nodig hebben om het project te kunnen evalueren. We proberen de procedure zo te organiseren dat de onderzoeker zich niet met te veel omslachtige procedures geconfronteerd ziet.

Werkomstandigheden hangen wat af van de instelling waaraan de onderzoeker terechtkomt. FWO-onderzoekers worden vrij goed betaald, zeker in vergelijking met andere Europese landen. Je moet de kandidaten op een correcte manier behandelen: ervoor zorgen dat selectie en rekrutering via objectieve procedures verlopen, zorgen dat ze in orde zijn met sociale zekerheid. Onderzoekers kunnen daarnaast steeds bij ons terecht met problemen of praktische vragen. Vergeet niet: voor het merendeel zijn het erg jonge mensen. Naast hun academische carrière zijn ze volop bezig met het uitbouwen van een gezinsleven. Daarmee proberen we op een flexibele manier rekening te houden.’

De man-vrouwverhouding in het academische veld blijft een belangrijk aandachtspunt?

‘In het hoger onderwijs studeren meer vrouwen dan mannen af. Ook bij de predoctorale onderzoekers zijn de vrouwen lichtjes in de meerderheid. Maar bij de postdoctorale onderzoekers slaat die verhouding om en zijn er beduidend minder vrouwen. Vrouwelijke kandidaten vragen minder vaak een postdoctoraal mandaat aan. Het gaat om vrouwen achteraan de twintig, misschien maken ze de keuze tussen hun carrière en hun gezin. De maatschappij lijkt die zorgende functie voor vrouwen nog steeds evidenter te vinden dan voor mannen.

Het is een problematiek die je spijtig genoeg ook in andere sectoren aantreft. Dit is een maatschappelijk probleem waar we allemaal aan moeten werken. Het gaat om erg talentvolle mensen. We moeten proberen om werkomstandigheden te creëren waarin zij aan boord willen en kunnen blijven. Eenvoudige ingrepen zoals zorgen voor goede kinderopvang of strijkdiensten kunnen het verschil maken.

Een postdoctoraal mandaat loopt drie jaar en wordt toegekend op basis van eerder onderzoek en vooral academische publicaties. Als je in de voorafgaande jaren kinderen hebt gekregen, ben je minder actief geweest dan mannelijke collega’s die wel gewoon konden doorwerken. Daar houden we rekening mee. Ook FWO biedt de mogelijkheid tot deeltijds werken, naast zwangerschapsverlof, ouderschapsverlof en borstvoedingsverlof. Bovendien wordt de termijn waarbinnen je een postdoctoraal mandaat kunt aanvragen, verlengd met een vaste periode per kind, om zo de inactiviteit te compenseren. Ook het aandeel van de vrouwen in de expertenpanels die de aanvragen beoordelen, is gestegen. In 2005 was dat nauwelijks 10 procent, vandaag is dat 30 procent. Bij het samenstellen van die panels wordt aan vrouwelijke experts die hun kunde bewezen hebben, voorrang verleend.’

Ook buitenlandse onderzoekers worden actief ondersteund?

‘Er bestaan verschillende systemen voor internationale samenwerking. Het fonds stimuleert Vlaamse onderzoekers ook om buitenlandse expertise op te doen via een extra toelage. Ook buitenlandse kandidaten kunnen in aanmerking komen voor een FWO-mandaat. Vanaf dit jaar zetten we, met het Pegasusprogramma, dat kan rekenen op een co-funding door de Europese Commissie, in op het aantrekken van buitenlandse postdoctorale onderzoekers. In 2005 hadden we 3,8 procent buitenlandse onderzoekers; nu is dat 16,5 procent.

Zij werken aan dezelfde voorwaarden als onze eigen onderzoekers. Het is ook fijn om op die manier een Vlaamse bijdrage te leveren aan grote wetenschappelijke doorbraken. Zo zijn heel wat van onze onderzoekers betrokken bij het baanbrekende onderzoek naar het Higgs-deeltje in het Zwitserse CERN-instituut.

Onze onderzoekers doen het ook uitstekend op internationaal gebied. Als je kijkt naar de publicaties in toonaangevende wetenschappelijke bladen, bezet Vlaanderen de vijfde plaats in Europa, na de Scandinavische landen en Nederland, maar vòòr buurlanden als Duitsland en Frankrijk . Meer dan de helft van de publicaties komt voort uit internationale samenwerking; als kleine regio staan onze onderzoekers open naar de hele wereld. Ik sta soms versteld van de bestemmingen waarheen ze vertrekken om nieuwe onderzoeksexpertise op te doen.’

FWO financiert onderzoek dat plaatsvindt aan universiteiten. Is het de bedoeling dat ze daarna bij die instelling aan boord blijven?

‘Het aantal doctoraten neemt de laatste jaren enorm toe. Universiteiten kunnen niet al deze doctores in dienst nemen. Dat is ook niet de eerste bedoeling van een doctoraat. Wie een doctoraat behaalt, heeft heel wat vaardigheden verworven die hem of haar buiten de academische context van pas komen. Wie onderzoek doet, heeft een kritische, analytische geest, een synthetisch vermogen, kan een planning maken, is creatief, neemt initiatief, kan een project leiden en een budget beheren.

Bedrijven gaan er nog te vaak van uit dat wie jarenlang met fundamenteel onderzoek bezig is, geen capaciteiten meebrengt die in het bedrijfsleven van pas komen. Jonge masters ziet men graag komen, jonge doctores stuiten soms op argwaan. Nochtans is er een lange lijst van bedrijfsleiders die ooit bij FWO begonnen zijn. Chris Van Den Wyngaert van het Internationaal Strafhof. Agoria-voorzitster Christ’l Joris. Jos Peeters van Capricorn… De voorbeelden zijn legio.

Aan de andere kant sponsoren veel bedrijven prijzen voor wetenschappelijk onderzoek. Voor hen is het interessant om te zien met welk onderzoek men in dit land bezig is in wetenschapsdomeinen die voor hen relevant zijn. Voor onderzoekers is het dan weer stimulerend te weten dat een bedrijf in hun onderzoek geïnteresseerd is. Het is een kwaliteitslabel in hun domein, zo’n prijs.

Sponsoring van fundamenteel onderzoek is natuurlijk ook goed voor het bedrijfsimago. Het is niet zo evident dat zij onderzoek sponsoren dat nog niet meteen een praktische toepassing heeft gevonden, maar zo laten ze wel zien dat ze geloven in het belang van dergelijk onderzoek. Voor onderzoekers is zo’n prijs ook een - weliswaar erg specifiek - hr-kanaal. Op die manier kom je immers in contacten met bedrijven.’

Het resultaat van fundamenteel onderzoek laat zich niet voorspellen. Hoe evident is het om bedrijven daar warm voor te maken?

‘Buiten de sponsoring van de prijzen voor onderzoek zijn er in België, maar ook in Europa, inderdaad nog maar weinig bedrijven die fundamenteel onderzoek sponsoren. Daarom is het zo belangrijk dat de overheid dat wel doet. Het gaat om langetermijnprojecten. De kiem voor het succes van de biotechnologie in Vlaanderen werd dertig jaar geleden gelegd, toen FWO geld uittrok voor dergelijk onderzoek. Van een bedrijf kun je investeringen op een dergelijke lange termijn niet verwachten. Het is wel belangrijk dat bedrijven hun steun verlenen en dat de twee werelden met elkaar in contact blijven staan.’

(ml) / Foto: (ip) 

9 november 2012
Anderen bekeken ook