De ultieme do's en don'ts bij het geven van een presentatie

Maar weinig werknemers staan te popelen om een presentatie te geven. Niet iedereen beschikt over presentatietalent en kan zijn zenuwen onder controle houden. De volgende tips kunnen je alvast op de goede weg helpen wanneer je moet spreken voor een publiek.
#

Stemcoach Harald Van Beeck, die onder meer workshops en trainingen bij het opleidingsbedrijf Expert Academy geeft, stelde een aantal simpele do's en don'ts samen waarmee je jouw presentatie tot een goed einde kan brengen. Zijn tips?

Wees voorbereid op wat fout kan lopen

Waar moet je spreken? Hoelang moet je spreken? Hoeveel mensen zullen jouw presentatie volgen? Wat voor microfoon krijg je? Werkt die microfoon? Wandel je rond of sta je stil tijdens je presentatie? Werkt de beamer wel? Vind je je presentatie terug op je laptop of op je memory stick? Voor alles wat op deze vlakken kan mislopen, kan je je in principe voorbereiden. Test of de beamer werkt (of laat dit testen), dubbelcheck of je presentatie wel op je memory stick staat, vertrek op tijd naar de plaats waar je moet presenteren (zeker tijdens de spitsuren) enzovoort …

Breek het ijs met een goede opener

Spreek je publiek aan door te starten met een goede opener. Dat kan gaan van een statement, een vraag, een anekdote tot een grap, een vaststelling of een beeld … Kortom, alles waarmee je het ijs kan breken. Je wil namelijk dat je publiek gemotiveerd geraakt om naar je verdere uitleg te luisteren. Leer de eerste woorden van je presentatie uit het hoofd om je beginzenuwen geen kans te bieden en jezelf het gevoel te geven dat je goed vertrokken bent.

Verontschuldig je niet

Verontschuldig je NOOIT bij het begin van je presentatie. Hiermee geef je jouw geloofwaardigheid een deuk en maak je dat mensen al geen zin meer hebben om het vervolg te horen. Deze zinnen moet je bijgevolg altijd vermijden:

  • "Sorry, maar ik ben een beetje verkouden."
  • "Ik heb vannacht niet zoveel geslapen, aangezien ik nog lang aan deze presentatie heb gewerkt."
  • "My English is not very good, sorry."
  • "Ik ben nogal zenuwachtig."

Laat clichés achterwege

Vermijd typische clichéformuleringen zoals:

  • "Toen ik gevraagd werd om hier te spreken, dacht ik bij mezelf …"
  • "Zoals Hamlet al zei: To be or not to be, that's the question!"
  • "De Romeinen wisten het al …"
  • "Alles verandert vandaag steeds sneller …"

Zulke clichés kunnen een publiek maar nauwelijks boeien en laat je dus maar beter achterwege.

Volg de regel van drie

Bespreek in je presentatie drie kernboodschappen die je publiek volgens jou zeker moet meekrijgen. Beargumenteer iedere boodschap of haal voorbeelden aan uit het dagelijkse leven, zodat het publiek zich iets kan voorstellen bij wat je wil zeggen. Je hoeft in je presentatie zeker niet alles ter sprake te brengen wat je weet. In de vragenronde kunnen altijd nog vragen worden gesteld over zaken waar het publiek meer over wil weten.

Beperk je tot een korte conclusie

Wanneer je bij je conclusie bent aanbeland, is het niet de bedoeling dat je nog met nieuwe informatie op de proppen komt. Herhaal je drie boodschappen en vermeld geen extra uitleg waarover je eerder niets verteld hebt. Start de vragenronde, maar ontwijk het clichématige "Zijn er nog vragen?". Zeg in de plaats daarvan iets in de trant van "Ik kan me inbeelden dat jullie na dit alles nog wat vragen hebben, en daar wil ik nu graag een antwoord op geven."

Maak de cirkel rond

Geen vragen meer? Beëindig dan je presentatie op zo'n manier dat het publiek naar huis gaat met één kerngedachte die volgens jou het belangrijkst is om te onthouden. Tracht hierbij te verwijzen naar de intro van je presentatie. Hiermee maak je de cirkel rond en beseft het publiek dat je wel erg goed hebt nagedacht over wat je wilde zeggen.

(nm) – Bron: Vdab.be 

1 maart 2013
Anderen bekeken ook